De materiaalsamenstelling van grondwielen meten speelt een cruciale rol in de manier waarop ze reageren op temperatuurschommelingen. Bij het ontwerpen van deze wielen geven fabrikanten prioriteit aan materialen met lage thermische uitzettingscoëfficiënten, wat betekent dat de materialen niet aanzienlijk uitzetten of krimpen bij temperatuurveranderingen. Materialen zoals aluminium, roestvrij staal en bepaalde composietmaterialen worden vanwege hun thermische stabiliteit vaak gebruikt in de structurele componenten van het meten van grondwielen. Deze materialen zijn ontworpen om veranderingen in de omgeving te weerstaan zonder significante dimensionale verschuivingen, wat ervoor zorgt dat het meetwiel een consistente omtrek en nauwkeurige prestaties behoudt. Het gebruik van deze materialen minimaliseert het risico op meetfouten veroorzaakt door temperatuurgeïnduceerde vervormingen van de wielconstructie, wat vooral belangrijk is bij precisietoepassingen zoals landmeetkunde, constructie en ander industrieel gebruik.
Het wiel zelf bestaat doorgaans uit een loopvlak gemaakt van flexibelere materialen zoals rubber, kunststoffen of gespecialiseerde elastomeren. Deze materialen hebben een zekere mate van flexibiliteit, waardoor het wiel zich kan aanpassen aan kleine veranderingen in maat als gevolg van thermische effecten. Rubber heeft bijvoorbeeld de neiging de tractie te behouden, zelfs bij blootstelling aan lage of hoge temperaturen. De flexibiliteit van het loopvlakmateriaal zorgt er echter voor dat het meetwiel zijn vermogen behoudt om effectief grip te houden op het oppervlak, ondanks het uitzetten of samentrekken van de wielcomponenten. Het loopvlakmateriaal is zorgvuldig geselecteerd om de flexibiliteit, tractie en duurzaamheid in evenwicht te brengen en rekening te houden met extreme temperaturen.
Hoogwaardige meetwielen zijn vaak voorzien van compenserende ontwerpelementen om de effecten van thermische uitzetting of krimp op de prestaties van het wiel te minimaliseren. Deze ontwerpen kunnen verstelbare componenten bevatten, zoals telescopische of uitbreidbare naven, waarmee de diameter of omtrek van het wiel kan worden gewijzigd om thermische effecten op te vangen. Dit zorgt ervoor dat het wiel zijn geometrische stabiliteit behoudt en dat de metingen ondanks temperatuurschommelingen nauwkeurig blijven. Sommige meetwielen zijn ook ontworpen met functies die een consistente spanning op het frame of de naaf van het wiel kunnen handhaven, waardoor kromtrekken of vervorming van de wielstructuur als gevolg van thermische veranderingen wordt voorkomen.
Om nauwkeurigheid onder verschillende omgevingsomstandigheden te garanderen, zijn veel geavanceerde meetwielen gekalibreerd om rekening te houden met mogelijke discrepanties veroorzaakt door temperatuurschommelingen. Fabrikanten kunnen kalibratiegrafieken of compensatierichtlijnen verstrekken waarmee gebruikers metingen kunnen aanpassen op basis van de omgevingstemperatuur. Een gebruiker die in extreme kou werkt, kan bijvoorbeeld een correctiefactor toepassen om rekening te houden met een lichte inkrimping van de wieldiameter, terwijl de gebruiker in warme klimaten rekening kan houden met eventuele uitzetting van het wielmateriaal. Sommige geavanceerde digitale modellen meetwielen bieden geautomatiseerde temperatuurcompensatie, waardoor de gebruiker de temperatuur kan invoeren op het moment van gebruik, en het systeem de metingen dienovereenkomstig zal aanpassen.
Hoewel de meeste meetwielen zijn ontworpen om temperatuurschommelingen aan te kunnen, kunnen extreme of snelle temperatuurveranderingen nog steeds een impact hebben op de meetnauwkeurigheid. Blootstelling aan hitte heeft de neiging om materialen zoals rubber of plastic uit te zetten, wat leidt tot een toename van de wielomtrek. Koude temperaturen kunnen ervoor zorgen dat materialen samentrekken, wat leidt tot een iets kleinere wieldiameter. Dit kan kleine meetfouten met zich meebrengen, vooral over lange afstanden. Een lichte uitzetting van het wiel als gevolg van hitte zou er bijvoorbeeld voor kunnen zorgen dat het wiel iets meer terrein aflegt dan de bedoeling was, terwijl inkrimping in koude omstandigheden ertoe zou kunnen leiden dat de afgelegde afstand wordt onderschat.